Een hoogbegaafd kind is anders

Een hoogbegaafd kind is niet alleen intelligenter, maar kijkt en voelt ook anders dan andere kinderen. Daardoor heeft het ook andere dingen nodig om zich goed te kunnen ontplooien en gelukkig te zijn.

Een (zeer) hoge intelligentie vormt de basis. Vaak wordt daarvoor het arbitraire criterium van ≥ 130 IQ-punten genoemd wordt. De aanwezigheid van  zijnskenmerken* maakt echter dat je over hoogbegaafdheid kunt spreken. Het model met het cognitieve – en het zijnsluik van Tessa Kiebaum is in dat verband heel verhelderend en wordt daarom veel gebruikt.   Het cognitieve luik betreft  het denken: intelligentie, motivatie en creativiteit.

Zijnskenmerken hoogbegaafdheid – het zijnsluik

Het zijnsluik staat voor het voelen en kent de volgende hoofdkenmerken:

perfectionisme (faalangst)

uit zich in: faalangst en vluchtgedrag; iets direct willen kunnen (beheersen) en opgeven als dat niet lukt ; vaak al opgeven voordat er is begonnen.

rechtvaardigheidsgevoel

uit zich in:  een idealistisch wereldbeeld en het nastreven van een ideale wereld; zich inzetten voor goede doelen; intens verdriet of woede bij het signaleren van onrecht en oneerlijke behandeling zichzelf of een ander betreffend; afspraak is afspraak, met een starheid die maakt dat ze soms voor autistisch worden aangezien.

hoogsensitiviteit

uit zich in: intens ervaren van de wereld en van emoties en intens uiten van emoties; scherper afgestelde zintuigen, zoals het waarnemingsvermogen; intens kunnen genieten van dingen of juist afhaken vanwege de heftige beleving; intens verdrietig kunnen zijn bij het zien van een zielige scene of het lezen van een stuk tekst.

kritische instelling

uit zich in: het niet snel aanpassen van de eigen visie wanneer iemand argumenten tegen deze visie heeft; zich in een discussie  niet snel gewonnen geven [heel lastig voor ouders en leerkracht]; langdurige afwijzing wanneer iemand een negatieve indruk heeft gevestigd door bijvoorbeeld onrechtvaardig te zijn geweest; ook dit kan ogen als rigiditeit.

  • Kenmerken bij ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid
  • vroege en ongewone alertheid en oogcontact; “oude ziel”
  • ontwikkelingsvoorsprong in bv. taal, motoriek, aandacht
  • sterke wil en behoefte aan autonomie en zelfstandigheid;
  • (vroege) sterke gevoeligheid voor prikkels
  • op eigen initiatief al vroeg leren lezen en schrijven
  • basisvaardigheden sneller en met minder oefening leren
  • opvallende woordenschat, zinsbouw en gevoel voor taalnuances

  • scherp en soms ongebruikelijk gevoel voor humor en woordspelingen
  • gemakkelijk analyseren van problemen en leggen van verbanden
  • brede of specifieke interesse, veel energie, gedrevenheid
  • creatief/origineel ; kan uitblinken op meerdere gebieden
  • kritische houding ten opzichte van uitspraken, regels, gewoonten etc.
  • hoge verwachtingen met betrekking tot wederkerigheid, trouw, loyaliteit
  • idealisme en sterk rechtvaardigheidsgevoel

  • vroeg bezig met levensvragen en maatschappelijke kwesties
  • gevoelig voor gevoelens en behoeften van anderen
  • scherp in woordgebruik; veel (door)vragen en discussie
  • hoge mate van concentratie (afhankelijk van interesse)
  • sterk geheugen ,“stofzuiger
  • vaak in gedachten verzonken, dagdromen, “vol hoofd”
  • ongeduld jegens eigen en andermans onvermogen,perfectionisme

  • dingen anders doen en op niet voor de hand liggende manier  combineren
  • divergent denken en grote  sprongen in het denken maken
  • zaken en mensen kunnen organiseren d.m.v. complexe spelletjes en schema’s
  • m.n. in kleutertijd spelen met denkbeeldige vriendjes,levendige fantasie
  • (zeer)hoge intelligentie (IQ hoger dan 130), gemakkelijk kunnen leren

 

Een kind hoeft niet al deze kenmerken te hebben om hoogbegaafd genoemd te kunnen worden. Andersom geldt ook dat wanneer een kind één of meer van deze kenmerken heeft,  het niet hoogbegaafd hoeft te zijn.