Wat kan de school (hoog)begaafde kinderen bieden

Hier kun je lezen wat wij meestal adviseren wanneer we vaststellen dat een kind (hoog) begaafd is, een grote ontwikkelingsvoorsprong heeft of  hoog scoort terwijl het niet hoogbegaafd is of lijkt en wanneer daar in het onderwijs nog niet voldoende op wordt ingespeeld.

Wij beseffen heel goed dat de meeste scholen en leerkrachten best het nodige hebben gehoord of gelezen van wat we hieronder schrijven. We willen niemand voor het hoofd stoten. We merken echter ook dat deze informatie niet altijd paraat is en er niet altijd naar wordt of kan worden gehandeld.  Het is goed om daar op school over te praten. Daarom gaan we graag onze rapportage ook graag toelichten.  Onderzoek en advies is onze deskundigheid. Leerkrachten hebben als opgave en deskundigheid  kinderen verder te helpen in hun ontwikkeling. 

Doortoetsen

Wij adviseren vrijwel altijd dat de school doortoetst, dat wil zeggen vaststelt wat wel/niet wordt beheerst.  Het is belangrijk dat ze hoogbegaafde kinderen als andere kinderen leren te leren. Wanneer alles te gemakkelijk gaat leren ze dat niet. Ook zij moeten de ervaring krijgen dat iets niet zomaar lukt, zodat ze daar niet gefrustreerd over raken en afhaken en/of er later in hun schoolloopbaan tegen aanlopen. Aansluiten dus op hun ontwikkelingsmogelijkheden en – behoeften.

Zone van naaste ontwikkeling

Vaak valt in dit kader de naam Vygotski en zijn “zone van naaste ontwikkeling”. Vygotski stelde dat kinderen een zelflerend vermogen hebben – zelf zoeken naar kennis en vaardigheden – maar dat ze een sociale omgeving nodig hebben om zich te ontwikkelen en een stapje verder te gaan dan de taken en activiteiten die het al zelfstandig kan uitvoeren.

De  “ zone van de naaste ontwikkeling” betreft het volgende ontwikkelingsniveau: de taken en activiteiten die een kind nog niet zelfstandig kan uitvoeren, maar wel als het ondersteuning krijgt. Kinderen leren het meeste van taken en activiteiten die nét een beetje moeilijker zijn dan wat ze al kunnen.  Door aan te sluiten bij wat het kind alleen kan en het te helpen bij wat het nog niet kan, doen kinderen kennis en vaardigheden op die ze alleen nog niet hadden kunnen verwerven. Dit is uiteraard van belang voor alle kinderen, maar zeker voor kinderen met cognitieve mogelijkheden die meer uitdaging vragen en daarmee een andere didactiek en een ander aanbod dan gebruikelijk nodig hebben.

Korte instructie en vermijden van herhaling

In het algemeen is voor hen een korte instructie voldoende. Herhaling van dat wat gekend wordt dient zo veel mogelijk vermeden te worden. Vaak zijn ze ook snel en hebben dus minder tijd nodig voor de reguliere leerstof. Uiteraard dienen ze te leren automatiseren. Eigen rekenmethodes zijn taboe. Automatiseren moet.

Verrijken en verdiepen

De tijd die vrijkomt, kan het beste ingevuld worden met verrijkings– en verdiepingsstof, uitdagend leermateriaal dat een beroep doet op zelfstandigheid en een reflectieve houding uitlokt en uitnodigt tot zelf denken, onderzoeken en creativiteit. (Leren) samenwerken kan daarbij ook een doel zijn.  HENK : REFEREREN AAN TAXONOMIE VAN BLOOM

Plusklas en plusactiviteiten of versnellen

Een plusklas, in de vorm van een van het andere schoolwerk losstaande activiteit, blijkt vaak niet voldoende. Sommigen scholen weten een vruchtbare samenwerking tussen de plusklas- en de dagelijkse leerkracht te realiseren.

We adviseren het niet snel, maar soms is de voorsprong op leeftijdgenoten zo groot dat versnelling gewenst is in de vorm van een klas overslaan. Niet altijd zijn daarmee de problemen opgelost. Het kind heeft structureel een andere manier van leren en heeft daarom andere soorten leerstof nodig.

Vaak adviseren we ouders om ook buitenschools te kijken hoe extra uitdagingen kunnen worden geboden.

Het nieuwe aanbod – gestructureerd en verplichtend: (be)geleiden, uitdagen en verleiden

Sommige kinderen pakken het aangepaste aanbod direct enthousiast op. Anderen (onzeker, faalangstig, onderpresterend ) doen dat niet, de leerkracht in verbazing achterlatend. Het nieuwe aanbod vraagt de nodige en somsl veel aandacht van de leerkracht(en). Soms moeten kinderen zelfs worden verleid en uitgedaagd en leren dat fouten maken erbij hoort. Ze moeten uit hun comfortzone gehaald worden.

Het is wenselijk dat dat aangepaste aanbod een verplicht onderdeel wordt van de dag- en weektaak. Bij kinderen die bijvoorbeeld hun interesse zijn kwijtgeraakt is het goed dat aanbod aan het begin van de dag aan te bieden om positief te beginnen en het op die manier te stimuleren en motiveren om later op de dag ook dingen te doen die het wellicht minder graag doet.

Top-down denken en leren  – in gesprek/uitleggen

Hoogbegaafde kinderen stellen veel vragen en willen graag het hoe en waarom weten, het kader waarbinnen dingen gebeuren en zij dingen moeten doen. Bespreek daarom de veranderde aanpak met hen en laat ze ook hun eigen ideeën en wensen vertellen.

Veel hoogbegaafde kinderen zijn top-down denkers en hebben voorkeur voor top-down didactiek.

Bij top-down denken  wordt er gedacht en geredeneerd vanuit algemene principes of eindtermen, waarna de stukjes kennis worden opgebouwd die daarbinnen passen.

Voor een top-down denker is alle kennis onderdeel van de wereld om hem heen. Nieuwe kennis heeft verbinding/betekenis nodig om bruikbaar opgeslagen te kunnen worden. Er wordt gedacht vanuit het ‘waarom’ naar het ‘hoe’.

Het kan er ook toe bijdragen dat kinderen vanuit dat kader begrijpen waarom ze dingen moeten doen (tafels leren of spelling) en ook gaan doen die ze aanvankelijk niet zinvol achten of niet leuk of “saai” vonden. Het stellen van (leerdoelen/kaders) kan hen structuur en motivatie en ruimte geven voor eigen initiatief.