Signalen

Een aanzienlijk deel van de hoogbegaafde kinderen doorloopt probleemloos het onderwijs en soms met wat extra aandacht. Maar er zijn ook kinderen die vroeg of laat, ergens tussen kleuterklas en universiteit,  tegen problemen aanlopen. Die zien wij in onze praktijk.

Problemen  voorkomen – wees er vroeg bij.

Wanneer de hoge intelligentie/hoogbegaafdheid niet tijdig wordt herkend en er geen passend onderwijs wordt geboden, zijn er vaak signalen waaruit je kunt afleiden dat het niet goed gaat met je zoon of dochter. Het tijdig oppakken kan deze signalen kan grotere problemen op latere leeftijd voorkomen.

Zorgelijke signalen:

  • minder sprankelend en minder interesses dan voorheen; vlakker geworden
  • met tegenzin naar school; klagen: saai , te veel herhaling; niet begrepen voelen; toenemende faalangst
  • ander gedrag thuis dan op school;  leerkracht herkent niet wat ouders zien
  • weinig aansluiting bij groepsgenoten; weinig echte vriendjes; gepest/geplaagd worden
  • thuis  vaak dwars, soms agressief, slecht luisteren
  • ongelukkig, gepieker, slecht slapen,  buikpijn,  vermoeidheid,  somberheid
  • toename van faalangst; nieuwe dingen uit de weg gaan
  • teruglopende cijfers, “prestaties”
  • wordt op school lui (genoemd) ; geen of te weinig aandacht voor huiswerk
  • heel druk; ogenschijnlijk slechte concentratie; met andere dingen bezig, dagdromen; clownesk gedrag;
  • school ziet door ouders niet herkende kenmerken van autisme of AD(H)D

 

Vragen van ouders:

  • moet het wel of niet nog een jaar kleuteren?
  • wordt er nu overvraagd of ondervraagd?
  • naar de plusklas of naar een klas voor hoogbegaafde kinderen?
  • wat kunnen/moeten we thuis doen?
  • de kinderarts kan de lichamelijke klachten niet verklaren
  • welke vorm van vervolgonderwijs past het best?
  • kind getest, maar geen herkenning ; behoefte aan second opinion ?

In onze ogen hoef je met een hoge intelligentie niet ook nog hoogbegaafd te zijn om  recht te hebben op op jouw niveau gericht onderwijs.

Wanneer hoogbegaafdheid niet wordt herkend?

We beschrijven hieronder zaken die in het algemeen van belang zijn te weten in het geval dat wordt vastgesteld dat een kind een grote ontwikkelingsvoorsprong heeft, respectievelijk hoogbegaafd is.

Aansluiting missen

Kinderen met sterke cognitieve mogelijkheden kijken/zien, voelen en denken vaak anders en meer dan hun leeftijdgenoten en dan menige volwassene. Meestal zonder dat ze dat zijzelf en  anderen zich dat bewust zijn. Dat kan ertoe leiden dat ze niet  begrepen worden. Een “vol hoofd” – veel in (eigen) gedachten zijn – zoals veel kinderen dat noemen, hun hoge sensitiviteit, hun eigenzinnigheid, kritische opstelling en ander kenmerkend gedrag draagt daar ook aan bij.

Daardoor missen ze soms de aansluiting. Het kan frictie geven en onzeker maken. Het kan ook maken dat ze afstand gaan houden, het gevoel hebben er niet echt bij te horen, anders te zijn en/of feitelijk of echt op afstand te worden gehouden. Soms leidt dat tot zich alleen voelen, zich terugtrekken, afreageren, piekeren etc.

Uitdaging missen  – andere les-/leerstof – anders aanbieden

Kinderen die het vermogen hebben om op hoog niveau logisch te redeneren, dienen ander materiaal aangeboden te krijgen en op een didactische andere wijze om te worden uitgedaagd. De gebruikelijke leerstof doet dat bijna altijd onvoldoende en wordt dan ook vaak saai genoemd, evenals uitgebreide en herhaalde uitleg, die het moeilijk maakt de aandacht er bij te houden.

Plusklas meestal onvoldoende – onvoldoende uitdaging leidt tot ongewenst gedrag

Louter een klas overslaan en/of een plusklas bezoeken voor enkele uren per week is vaak niet voldoende. Wanneer ze niet worden uitgedaagd en geboeid komen ze onvoldoende cognitief aan hun trekken. Ze kunnen zich dan, al of niet bewust, gaan afreageren, niet meer (zichtbaar) opletten, moe worden, uit het raam gaan kijken en extra beweeglijk worden en/of ander gedrag laten zien dat ongewenst is.

Aanpassingsgedrag, onzekerheid en fysieke klachten

Kinderen passen zich heel snel aan, willen niet anders zijn dan anderen en laten op school al snel niet meer zien wat ze echt kunnen, willen en/of durven dat niet. Ze gaan daarmee voorbij aan hun werkelijke behoeftes en doen zichzelf daarmee onbewust te kort. Dat is ook slecht voor het gevoel van eigenwaarde.

Onderpresteren en fixed mindset.

Onderpresteren kan ook het gevolg zijn. Zo ontwikkelt zich ook de zogenaamde fixed mindset “ik kan het niet” en faalangst. Leerkrachten en geregeld ook de ouders kunnen gaan twijfelen aan de capaciteiten en de motivatie.

Aanpassingsgedrag en onderpresteren en een groeiende mate van onzekerheid over zichzelf en ontevredenheid met zichzelf kan het gevolg zijn. Ze stellen vaak hoge eisen aan zichzelf (en aan hun omgeving) en raken vaak ook teleurgesteld in zichzelf en in hun omgeving. Ze gaan het nieuwe, het onbekende uit de weg.

Lichamelijke klachten als gevolg van onvoldoende uitdaging

Bovendien leidt dat er vaak toe dat kinderen de frustraties die ze op school oplopen thuis in een of andere vorm gaan uiten, naar buiten (boosheid, zich ongelukkig voelen, somberheid, etc.) of naar binnen (buikpijn, misselijkheid, slecht slapen) en dat ze klagen dat ze school saai vinden. De vaak hoge gevoeligheid van hoogbegaafde kinderen speelt hen daarbij dan geregeld ook nog parten.

Leren leren en de ontwikkeling van executieve functies

Deze kinderen hebben zich soms gedurende vele schooljaren niet hoeven in te spannen. Ze kregen niet de ervaring om op basis van eigen inspanning iets te (leren) kunnen, succes te hebben en zo een sterk gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen. Ze leerden niet echt te leren, zich met wisselend resultaat in te spannen om iets te kunnen, om een drempel over te gaan. Wanneer ze ineens merken dat alles niet meer vanzelf gaat groeit onzekerheid en faalangst en houden ze dikwijls nieuwe dingen af.

Vaak leren ze door dit alles ook niet om hun werk te organiseren, te plannen, aan een taak te beginnen (executieve functies) etc. NB EEN LINK MAKEN

Wanneer hoogbegaafdheid niet wordt herkend?