LATEN VERVALLEN HIER. STAAT Nu onder hoogbegaafdheid -Wanneer hoogbegaafdheid niet wordt herkend?

We beschrijven hieronder zaken die in het algemeen van belang zijn te weten in het geval dat wordt vastgesteld dat een kind een grote ontwikkelingsvoorsprong heeft, respectievelijk (hoogbegaafd) is.

Aansluiting missen

Kinderen met sterke cognitieve mogelijkheden kijken/zien, voelen en denken vaak anders en meer dan hun leeftijdgenoten en dan menige volwassene. Dat gebeurt meestal zonder dat ze dat zichzelf en dat anderen zich dat bewust zijn. Dat kan ertoe leiden dat ze niet altijd begrepen worden door hun omgeving. Een “vol hoofd” – veel in (eigen) gedachten zijn – zoals veel kinderen dat noemen hoort daar ook bij. Hun sensitiviteit voor emoties, allerlei prikkels en eerlijkheid, waarden en regels vloeit hier vaak ook uit voort. Bovendien zijn ze vaak heel eigenzinnig, autonoom van aard en stellen ze al vroeg regels etc. ter discussie.

Daardoor missen ze soms de aansluiting. Het kan frictie geven en/of onzeker maken. Het kan ook maken dat ze afstand gaan houden, het gevoel hebben er niet echt bij te horen, anders te zijn en/of feitelijk of echt op afstand te worden gehouden. Soms leidt dat tot zich alleen voelen, zich terugtrekken, afreageren, piekeren etc.

Uitdaging missen  – les-/leerstof

Kinderen die het vermogen hebben om abstract logisch te redeneren op dit niveau, dienen ander materiaal en dat vaak ook didactisch op een andere wijze aangeboden te krijgen zodat ze worden uitgedaagd. De gebruikelijke leerstof doet dat bijna altijd onvoldoende en wordt dan ook vaak saai genoemd, evenals uitgebreide en herhaalde uitleg. Louter een klas overslaan en/of een plusklas bezoeken voor enkele uren per week is vaak niet voldoende. Wanneer ze niet worden uitgedaagd en geboeid komen ze onvoldoende cognitief aan hun trekken. Ze kunnen zich dan, al of niet bewust, gaan afreageren, niet meer (zichtbaar) opletten, moe worden, uit het raam gaan kijken en extra beweeglijk worden en/of ander gedrag laten zien dat ongewenst is.

Aanpassingsgedrag, onzekerheid en fysieke klachten

Kinderen passen zich heel snel aan. Ze willen vaak niet anders zijn dan andere kinderen en laten dan op school al snel niet meer zien wat ze echt kunnen, willen en/of durven dat niet. Ze gaan daarmee voorbij aan hun werkelijke behoeftes en doen zichzelf daarmee onbewust te kort. Dat is ook slecht voor het gevoel van eigenwaarde. Onderpresteren kan ook het gevolg zijn. Zo ontwikkelt zich ook de zogenaamde fixed mindset “ik kan het niet” en faalangst. Leerkrachten en geregeld ook de ouders kunnen gaan twijfelen aan de capaciteiten en de motivatie.

Aanpassingsgedrag en onderpresteren en een groeiende mate van onzekerheid over zichzelf en ontevredenheid met zichzelf kan het gevolg zijn. Ze stellen vaak hoge eisen aan zichzelf (en aan hun omgeving) en raken vaak ook teleurgesteld in zichzelf en in hun omgeving. Ze gaan het nieuwe, onbekende uit de weg.

Bovendien leidt dat er vaak toe dat kinderen de frustraties die ze op school oplopen thuis in een of andere vorm gaan uiten, naar buiten (boosheid, zich ongelukkig voelen, somberheid, etc.) of naar binnen (buikpijn, misselijkheid, slecht slapen) en dat ze klagen dat ze school saai vinden. De vaak hoge gevoeligheid van hoogbegaafde kinderen speelt hen daarbij dan geregeld ook nog parten.

Eigenwaarde en executieve functies

Deze kinderen hebben zich soms gedurende vele schooljaren niet hoeven in te spannen. Ze kregen niet de ervaring om op basis van eigen inspanning iets te (leren) kunnen, succes te hebben en zo meer gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen. Ze leerden niet echt te leren, zich met wisselend resultaat in te spannen om iets te kunnen, om een drempel over te gaan. Wanneer ze ineens merken dat alles niet meer vanzelf gaat groeit onzekerheid en faalangst en houden ze dikwijls nieuwe dingen af. Vaak leren ze door dit alles ook niet om hun werk te organiseren, te plannen, aan een taak te beginnen (executieve functies) etc.

leo.